“Kijkt u eens onbevangen naar de verschrikkelijke gedachteloosheid, de grenzeloze oppervlakkigheid waaruit zich de treurige verhoudingen hebben ontwikkeld zoals die nu heersen.
(…) Aan de ene kant wordt het aantal mensen die in de oppervlakkige verwarring geen idee meer hebben waarover zij praten steeds talrijker.
(…) Aan de andere kant zijn er steeds meer mensen die in troebel water willen vissen, die de verwarring aangrijpen om alles wat zij willen in te fluisteren, want bij mensen in verwarring kan men alle mogelijke impulsen inplanten. Onder degenen die in verbinding staan met de aardse verwarring, bevinden zich ook de geesten van het bedrog, de ahrimanische geesten. Het is mogelijk het tegendeel van wat verstandig is, het tegendeel van het gezonde bij de mensen in te fluisteren, wanneer men op hun verwarring inspeelt.”
(Rudolf Steiner, vrdr 5 april 1919, GA 190 – vertaling jh)
“Men wil maar niet aannemen dat het nodig is in het groot te denken en niet in het klein, dat het nodig is grote, brede gezichtspunten te hebben. Tegenwoordig kun je steeds weer beleven dat de mensen zich eraan gewend hebben om te zeggen: ja, er moet een revolutie komen! Zelfs vele brave burgers geloven nu in de revolutie. (…) Maar wanneer je dan bij ze aankomt met wat bijvoorbeeld in De kernpunten van het sociale vraagstuk over de driegeleding staat, dan zeggen ze: dat begrijpen wij niet, dat is te ingewikkeld. – Lichtenberg heeft weliswaar al gezegd: wanneer een hoofd en een boek tegen elkaar stoten en het klinkt hol, hoeft dat niet altijd aan het boek te liggen. Maar, nietwaar, niet iedereen gelooft dat, omdat het niet altijd zelfkennis is die innerlijk het sterkst ontwikkeld wordt. Toch kun je beleven dat er overal brave burgers zijn die in de revolutie geloven. Maar dan zeggen ze: nou ja, met zulke grote zaken, zulke grote gedachten kan ik me niet inlaten, vertel ons eerst maar hoe het schoenmaken gesocialiseerd moet worden, hoe de apotheken gesocialiseerd moeten worden, hoe dit of dat gesocialiseerd moet worden; je moet me eerst vertellen hoe ik in de revolutionaire staat mijn kruiderijen zal kunnen blijven verkopen.
Zo merk je dan geleidelijk wat de mensen eigenlijk met zulke uitspraken bedoelen. Ze bedoelen dat alles revolutionair veranderen moet – daar zijn ze het wel mee eens – maar dan zo dat alles bij het oude blijft, zodat er uiteindelijk niets verandert.”
Rudolf Steiner, vrdr 10 augustus 1919, uit: Opvoeden en onderwijzen als sociale opgave (Nearchus, 2001)
Het zijn vooral antroposofen van wie je vaak hoort: “Ja, Rudolf Steiner was óók een kind van zijn tijd en veel van wat hij zei is gewoon door de tijd ingehaald.” Maar soms denk je: misschien was Rudolf Steiner wel een zó scherp waarnemer van zijn tijd en waren zijn observaties soms zó waar, dat het pijn doet ze binnen te laten.
Dit citaat is daar misschien een mooi voorbeeld van.
“U heeft misschien wel gehoord dat bepaalde mensen steeds opnieuw rondbazuinen dat de democratie in de hele beschaafde wereld ingevoerd moet worden. Democratisering zal de mensheid het heil brengen, en daarom moet nu alles kort en klein geslagen worden, zodat de democratie zich over de wereld verbreiden kan. – (…) Men ziet abstracte begrippen aan voor de werkelijkheid. En zo kan het zomaar gebeuren dat de illusie de plaats van de werkelijkheid inneemt, doordat men de mensen verdoofd en laat inslapen in vage begrippen. Dan menen de mensen dat zij streven naar een situatie waarin ieder door de verschillende democratische instellingen zijn wil tot uitdrukking kan brengen – maar zij merken niet dat deze democratische structuren zó werken dat steeds een handjevol mensen aan de touwtjes trekt en dat de anderen gemanipuleerd worden. Omdat men hen steeds voorspiegelt dat zij in een democratie leven, merken zij niet op dat zij gemanipuleerd worden, dat een handjevol mensen de touwtjes in handen heeft. En dat lukt dit handjevol mensen des te beter naarmate de anderen geloven dat zij zelf de koers bepalen en niet gemanipuleerd worden.”
(Rudolf Steiner, 28 oktober 1917, GA 177 – vert. jh)
Een citaat van Rudolf Steiner:
“Mensen praten over de uiterlijke alchemie en menen dat de alchemist koper in goud kan veranderen. Allerlei charlatans willen ons dat nog steeds laten geloven; en goedgelovige mensen hebben het altijd geloofd. In de geest zijn deze dingen echter wel mogelijk; alleen moet men wel in de waarheid van de geest geloven. De drukinkt die drukkers gebruiken is materieel gezien overal dezelfde, of met die inkt nou een boek vol waarheid of een krant vol leugens gedrukt is geworden. In het ene geval is de inkt als een giftige leugen, in het andere geval als vloeibaar goud. – Voor de geest zijn de dingen die in de fysieke wereld gelijk zijn, geheel verschillend.”
(22 september 1923, GA 350, Rhytmen im Kosmos und im Menschenwesen – vert. jh)
Niks nieuws natuurlijk, want u leest immers ook de krant?
Misschien om naar uit te zien: het nieuwe nummer van Driegonaal is vandaag ter post gegaan!
“We moeten beweeglijke begrippen hebben maar dat willen de mensen niet, die willen liever vaste begrippen die al van een etiketje voorzien zijn. Zij willen in hun denken niet tot in de werkelijkheid komen. Want als dat niet zo zou zijn, dan zou het niet gebeuren dat de mensen bijvoorbeeld opmerken: ‘de antroposofie bevalt me heel goed maar van die driegeleding wil ik niets weten’. – Wie zo praat, lijkt te bedoelen: ‘het geestelijke, ja, daar interesseer ik mij voor maar het geestelijke mag natuurlijk niet met het politieke te maken hebben; het geestelijke moet volledig onafhankelijk van het politieke zijn’.