uber

Een bericht in NRC (27 maart 2018): Uber houdt het voor gezien in Zuidoost-Azië en doet zijn activiteiten in die regio over aan concurrent Grab. In ruil ontvangt Uber 27,5 procent van de aandelen van Grab. Een gevaar voor Uber, mailde het opperhoofd aan zijn personeel, is dat ze ‘te veel gevechten aangaan op te veel fronten met te veel concurrenten”. Dit ‘gevecht’ betekende onder meer dat in de strijd om marktaandeel diensten onder de kostprijs worden aangeboden: de bedrijven leggen er geld op toe.
Op de achtergrond speelde een bank een rol, Softbank. Wat wilde het geval: Softbank investeerde in zowel Uber als in Grab en “Als die diensten elkaar in rap tempo kapot concurreren, kost dat Softbank alleen maar geld.”

Wat leert ons deze blik achter de schermen van ‘de vrije markt’?
Markten worden veroverd door diensten (of producten) onder de kostprijs aan te bieden.
Concurrentie leidt hier tot kapitaalsvernietiging.
Een partij die de gang van zaken in een groter perspectief bekijkt (hier: Softbank) is in de positie de inefficiëntie, het on-economische van een dergelijke praktijk te zien.

Tegelijk wordt aan dit voorbeeld verduidelijkt hoezeer een associatieve economie actueel en verstandig is:
– in een associatief verband zou het ondenkbaar zijn dat producten of diensten onder de kostprijs worden aangeboden (daar heeft namelijk niemand, ook de consument niet, belang bij)
– in een associatief verband zou direct duidelijk zijn dat het niet economisch is op een en dezelfde markt twee elkaar beconcurrerende partijen op elkaar los te laten.

Gezond verstand en een heldere blik op de economie zouden het moderne ‘über-kapitalisme’ zodanig omvormen dat ondernemerschap wordt ingebed in een samenwerking van alle betrokkenen en ten dienste wordt gesteld van de behoefte zoals die bij de consument leeft.